C. | Uitgebreide controleprocedures voor hogewaarderekeningen. De onderstaande uitgebreide controleprocedures zijn van toepassing op hogewaarderekeningen. 1. | Onderzoek van elektronische dossiers. Met betrekking tot hogewaarderekeningen moet de rapporterende financiële instelling de door haar beheerde elektronisch doorzoekbare gegevens controleren op de in onderdeel B, punt 2, omschreven indicatoren. | 2. | Onderzoek van papieren dossiers. Indien de elektronisch doorzoekbare databases van de rapporterende financiële instelling velden bevatten waarin alle in onderdeel C, punt 3, omschreven inlichtingen zijn opgenomen, is geen onderzoek van de papieren dossiers vereist. Indien niet al deze inlichtingen in de elektronische databases zijn opgenomen, moet de rapporterende financiële instelling ter zake van hogewaarderekeningen ook de actuele gegevens in het stamdossier van de desbetreffende klanten controleren, en indien daarin niet alle gegevens zijn opgenomen, tevens de volgende documenten controleren die verband houden met de rekening en die de rapporterende financiële instelling tijdens de daaraan voorafgaande vijf jaar heeft verkregen, op de in onderdeel B, punt 2, omschreven indicatoren: a) | de meest recente bewijsstukken verzameld met betrekking tot de rekening; | b) | de meest recente overeenkomst of documenten omtrent de opening van de rekening; | c) | de meest recente documenten verkregen door de rapporterende financiële instelling in het kader van AML/KYC-procedures of andere regelgeving; | d) | geldige formulieren voor volmachten of tekenbevoegdheid, en | e) | geldende vaste instructies (andere dan ter zake van een depositorekening) omtrent het overmaken van gelden. | | 3. | Uitzondering indien de databases voldoende inlichtingen bevatten. Een rapporterende financiële instelling is niet verplicht de in onderdeel C, punt 2, omschreven papieren dossiers te onderzoeken indien haar elektronisch doorzoekbare inlichtingen het volgende bevatten: a) | de woonplaats van de rekeninghouder; | b) | het woonadres en het postadres van de rekeninghouder zoals vastgelegd in de huidige dossiers van de rapporterende financiële instelling; | c) | het (de) eventuele telefoonnummer(s) van de rekeninghouder zoals vastgelegd in de huidige dossiers van de rapporterende financiële instelling; | d) | in geval van andere financiële rekeningen dan depositorekeningen: of er vaste instructies zijn voor de overmaking van gelden op de rekening naar een andere rekening (met inbegrip van rekeningen bij filialen van de rapporterende financiële instelling of een andere financiële instelling); | e) | of er een actueel poste-restanteadres of „per adres” is van de rekeninghouder, en | f) | of er een volmacht of tekenbevoegdheid voor de rekening is. | | 4. | Opvragen van feitelijke kennis bij de relatiemanager. Naast de in onderdeel C, onder punten 1 en 2, omschreven onderzoeken van de elektronische en papieren dossiers moet de rapporterende financiële instelling een hogewaarderekening (met inbegrip van de eventueel daarmee geaggregeerde financiële rekeningen) die is toegewezen aan een relatiemanager, behandelen als een te rapporteren rekening indien de relatiemanager beschikt over feitelijke kennis dat de houder van de rekening een te rapporteren persoon is. | 5. | Gevolgen van het aantreffen van indicatoren. a) | Indien bij de in onderdeel C omschreven uitgebreide controle van hogewaarderekeningen geen van de in onderdeel B, punt 2, genoemde indicatoren wordt aangetroffen en de houder van een rekening niet is geïdentificeerd als een te rapporteren persoon als bedoeld in onderdeel C, punt 4, zijn geen nadere maatregelen vereist, totdat een verandering van omstandigheden ertoe leidt dat een of meer indicatoren in verband worden gebracht met de rekening. | b) | Indien bij de in onderdeel C omschreven uitgebreide controle van hogewaarderekeningen een van de in onderdeel B, punt 2, onder a) tot en met e), genoemde indicatoren wordt aangetroffen of indien er naderhand een verandering van omstandigheden is opgetreden die ertoe leidt dat een of meer van de indicatoren in verband worden gebracht met de rekening, moet de rapporterende financiële instelling de rekening behandelen als een te rapporteren rekening voor elke lidstaat waarvoor een indicator wordt aangetroffen, tenzij zij besluit onderdeel B, punt 6, toe te passen en een van de daar genoemde uitzonderingen van toepassing is op die rekening. | c) | Indien bij de in onderdeel C omschreven uitgebreide controle van hogewaarderekeningen een poste-restanteadres of „per adres” voor de rekeninghouder wordt gevonden, en geen ander adres noch een van de andere in onderdeel B, punt 2, onder a) tot en met e), genoemde indicatoren wordt aangetroffen, moet de rapporterende financiële instelling van de rekeninghouder een eigen verklaring of bewijsstukken verkrijgen teneinde diens fiscale woonplaats(en) vast te stellen. Indien de rapporterende financiële instelling geen eigen verklaring of bewijsstuk van de rekeninghouder kan verkrijgen, moet zij de rekening aan de bevoegde autoriteit van haar lidstaat rapporteren als ongedocumenteerde rekening. | | 6. | Indien een bestaande rekening van een natuurlijke persoon niet vanaf 31 december 2015 een hogewaarderekening is, maar er één wordt op de laatste dag van een volgend kalenderjaar, moet de rapporterende financiële instelling de uitgebreide controleprocedures omschreven in onderdeel C met betrekking tot die rekening voltooien binnen het kalenderjaar volgend op het jaar waarin de rekening een hogewaarderekening wordt. Als, op basis van deze controle, de rekening wordt aangemerkt als een te rapporteren rekening, moet de rapporterende financiële instelling de verlangde informatie over de rekening verstrekken met betrekking tot het jaar waarin de rekening wordt aangemerkt als een te rapporteren rekening en de daaropvolgende jaren jaarlijks, tenzij de rekeninghouder ophoudt een te rapporteren persoon te zijn. | 7. | Wanneer een rapporterende financiële instelling de in onderdeel C omschreven uitgebreide controleprocedures toepast op een hogewaarderekening, hoeft de rapporterende financiële instelling deze procedures niet opnieuw toe te passen, met uitzondering van het onderzoek bij de relatiemanager omschreven in onderdeel C, punt 4, op dezelfde hogewaarderekening in elk daaropvolgend jaar, tenzij de rekening niet gedocumenteerd is, in welk geval de rapporterende financiële instelling ze jaarlijks opnieuw dient toe te passen totdat de rekening niet meer ongedocumenteerd is. | 8. | Indien zich een verandering voordoet in de omstandigheden met betrekking tot een hogewaarderekening die ertoe leidt dat een of meer indicatoren omschreven in onderdeel B, punt 2, in verband worden gebracht met de rekening, moet de rapporterende financiële instelling de rekening beschouwen als een te rapporteren rekening met betrekking tot elke lidstaat waarvoor een indicator is geïdentificeerd, tenzij de instelling ervoor kiest onderdeel B, punt 6, toe te passen en een van de daar genoemde uitzonderingen van toepassing is op die rekening. | 9. | Een rapporterende financiële instelling moet procedures toepassen om ervoor te zorgen dat een relatiemanager elke wijziging in de omstandigheden van een rekening vaststelt. Als bijvoorbeeld aan een relatiemanager is meegedeeld dat de rekeninghouder een nieuw postadres in een lidstaat heeft, moet de rapporterende financiële instelling het nieuwe adres behandelen als een wijziging in de omstandigheden en, indien zij kiest voor toepassing van onderdeel B, punt 6, moet zij van de rekeninghouder de passende documentatie verkrijgen. | |